Bij het opnemen en weergeven van geluid wordt gebruik gemaakt van bewegende delen. Indien dit niet nauwkeurig genoeg gebeurt zijn bijverschijnselen te horen. Enkele van deze bijverschijnselen zijn: rumble, jank en flutter. Jank ontstaat doordat de toonhoogte van de weergegeven muziek in hetzelfde ritme toe- en afneemt. Het resultaat is een herkenbaar “jankend” geluid. Flutter is een soort vibratie die hoorbaar is in het middengebied. Rumble tenslotte is een dofdreunend geluid in het lage tonen gebied (0-800 Hz). Rumble ontstaat doordat trillingen van een plateau worden overgebracht op een element.