Met breedbeeld wordt een televisietechniek bedoeld die een breed beeld heeft.
De eerste televisietoestellen hadden een verhouding (“aspect ratio“) van 4:3 (de verhouding van de breedte tot de hoogte is 4:3). Daarmee kon een speelfilm niet goed afgebeeld worden, omdat die een veel breder beeld heeft. Vanaf ongeveer 1992 begon Philips met breedbeeldtelevisie met een verhouding van 16:9. In 2005 was het mereldeel van de televisieuitzendingen op de Nederlandse televisie nog in het 4:3 formaat. Het nut van breedbeeld is dat de beeldverhouding van lengte en breedte meer overeenkomt met de beeldverhouding van onze eigen ogen. Het 4:3 formaat is bijna vierkant, terwijl onze ogen veel meer in de breedte kunnen waarnemen. Op CRT-televisies die zijn ontworpen om PAL weer te geven is resolutie van 16:9 is hoger dan 4:3 waardoor er feitelijk meer beeld is. Verhouding 16:9 heeft een resolutie van 1024×576 terwijl 4:3 het moet doen met 768×576. De hoogte van het beeld is hetzelfde maar de beeldtoename zit in de breedte. Vandaag de dag worden er steeds meer LCD-televisies verkocht die HDTV weer kunnen geven. Dit zorgt voor een nog meer beeldinformatie dan breedbeeld op PAL.