Galm is het verschijnsel waarmee wordt aangegeven dat geluid nog hoorbaar is, nadat de geluidsbron al gestopt is.
Galm (en echo) ontstaat door herhaalde reflecties van geluid tegen de wanden en objecten. Bij echo vinden er weinig (of slechts één) reflecties plaats. Bij galm ontstaan talrijke reflecties. Door de verschillende afstanden tussen de bron en de weerkaatsingspunten ontstaat – in tegenstelling tot een echo – een complex reflectiepatroon.
De mate van galm in een ruimte wordt opgegeven als galmtijd. De grootte van de ruimte is hierbij een belangrijke factor, maar ook het materiaal waar de wanden van gemaakt zijn. Hout absorbeert bijvoorbeeld meer geluid dan beton, waardoor de galmtijd van een houten ruimte aanzienlijk korter is. Geluidsgolven worden dus dikwijls meerdere keren gereflecteerd. Bovendien absorbeert een materiaal niet alle frequenties even sterk, waardoor iedere galm zich ook kan onderscheiden door zijn spectrale verloop.
Als de tijd tussen het horen van het directe geluid en de eerste reflectie kleiner is dan 35 – 50 ms zal het spectrum van de reflectie soortgelijk zijn aan het origineel, en wordt de akoestiek van de ruimte beoordeeld als intiem, mits de uiteindelijke galmtijd niet te groot wordt (minder dan ca 1,2 seconde).
Als reflecties minder talrijk zijn en afzonderlijk van het origineel gehoord worden spreekt men van echo. De grens tussen echo en galm is niet duidelijk aan te geven.